Les 5: Het gebruik van Werkwoorden

Cursus Hongaars: Les 5 Het gebruik van werkwoorden

Vocabulaire

Voor alle werkwoorden wordt het accusatief achtervoegsel (Zie verder) tussen haakjes gegeven.

  • ház (-at) – huis
  • ismer – weten
  • küld – sturen
  • olvas – lezen
  • könyv (-et) – boek
  • szeret – houden van, liefhebben
  • valami (-t) – iets
  • gulyás (-t) – goulash
  • akar – willen
  • kér – vragen naar, willen (vriendelijk)
  • kérek/kérem – Alstublieft (letterlijk: “Ik vraag naar”)

Er volgen heel veel voorbeeldzinnen in het Gramatica-deel van deze les.

Grammatica

Lijdend voorwerp
Een lijdend voorwerp is de ontvanger van de activiteit van een werkwoord. ‘Cake’ is het lijdend voorwerp in de zin: “Ik eet de cake” en ‘mij’ is het lijdend voorwerp in de zin “Hij mag mij graag”. Een werkwoord dat meestal gecombineerd wordt met een lijdend voorwerp wordt een overgankelijk werkwoord genoemd (b.v. eten, betreuren). Dat betekent dat het meestal gecombineerd wordt met een lijdend voorwerp. Voorbeeld: Ook ik betreurt de gang van zaken. Betreuren is een overgankelijk werkwoord. Dat betekent dat het meestal gecombineerd wordt met een lijdend voorwerp. Van Dale geeft: “een ongeluk, een vergissing betreuren; ik betreur dit (…)”. ik is hier onderwerp, betreur de persoonsvorm en de gang van zaken lijdend voorwerp.

Er zijn ook werkwoorden die nooit een lijdend voorwerp bij zich hebben. Zo’n werkwoord noemen we een onovergankelijk werkwoord.

Sommige Nederlandse werkwoorden kunnen zowel overgankelijk als onovergankelijk gebruikt worden, bijvoorbeeld: hangen – ik hang de jas aan de kapstok/ de jas hangt aan de kapstok breken – ik breek een glas/ het glas breekt; koken – ik kook de melk/ de melk kookt

In het Nederlands kunnen we het lijdend voorwerp bepalen aan de hand van de woordvolgorde. ‘Mieke houdt van Gertjan’ en ‘Gertjan houdt van Mieke’ bevatten dezelfde woorden maar de betekenis is verschillend als gevolg van de woordvolgorde. In het Hongaars is de woordvolgorde flexibel en het lijdend voorwerp is herkenbaar aan de uitgang -t. Dit wordt de accusatief uitgang (vierde naamval) genoemd. Veel woorden die eindigen op een medeklinker hebben een link-klinker nodig voor de uitgang, e voor voor-woorden en meestal o maar soms a voor achter-woorden. Bij woorden die eindigen op een klinker wordt meestal de laatste klinker verlengt.

Dit klink allemaal nogal moeilijk, en dat is het ook, maar maakt u zich niet al te druk over de link-klinker, het belangrijkste deel is de -t. Probeert u gewoon elke keer de vorm te leren die u tegenkomt en uiteindelijk krijgt u er vanzelf gevoel voor. Kijk eens naar de volgende voorbeelden:

  • Látok egy házat. – Ik zie een huis.
  • Ismerek egy pincért – Ik ken een ober.
  • Magyart tanulok. – Ik studeer Hongaars. Opmerking: Dit betekend letterlijk: Ik studeer een Hongaarse les, in de algemene zin van ‘Ik studeer Hongaars’ wordt meestal magyarul gebruikt.
  • Mit olvasol? (Weet u nog? -sz wordt -l na stammen die eindigen op s,sz,z) – Wat bent u aan het lezen?

Onbepaalde en bepaalde werkwoordvervoegingen
In het Hongaars zijn twee manieren om werkwoorden te vervoegen in elke tijd. In de vorige les heeft u kennis kunnen nemen van de onbepaalde en in deze les leren we de bepaalde. Dit is een essentieel onderdeel van de Hongaarse grammatica en het zal, zeker in het begin, lastig zijn. Hier volgen enkele basisregels om u een gevoel te geven waar het over gaat:
De onbepaalde vervoeging wordt gebruikt als:

  1. Het werkwoord in onovergankelijk (nooit een lijdend voorwerp bij zich).
  2. Het onderwerp van een overgankelijk werkwoord is onbepaald (Iets in het algemeen, voorafgegaan door het onbepaalde lidwoord egy). Tevens als er geen onderwerp is zoals in de zin “Ik lees”.
  3. Het onderwerp van het werkwoord is een 1e of 2e persoon, b.v. ‘zij mogen jou’, ‘jij mag mij’. Het is dan niet nodig de 1e of 2e persoon in de zin op te nemen, het gebruik van de onbepaalde vervoeging is dan afdoende. (Zie voorbeelden verderop).

De bepaalde vervoeging wordt gebruikt als: 1. het onderwerp van het overgankelijk werkwoord bepaald is (voorafgegaan door het bepaald voorzetsel ‘a, az’; een persoons- of een plaats-naam) 2. Het onderwerp van het werkwoord is een 3e persoon, b.v. ‘Ik mag hem’, ‘Wij begrijpen het’. Ook hier geldt: Het is niet nodig het onderwerp te vermelden. Het gebruik van de bepaalde vervoeging houd dit impliciet in.

De bepaalde vervoeging
Hier zijn de achtervoegsels van de bepaalde vervoeging in de tegenwoordige tijd, gevolgd door de vervoegingen van het achter-werkwoord tud en de voorwerkwoorden ért en küld enkelvoud meervoud 1e persoon -om, -em, -öm -juk, -jük 2e persoon -od, -ed, -öd -játok, -itek 3e persoon -ja, -i -ják, -ik

  • tudni – weten én tudom mi tudjuk te tudod ti tudjátok o” tudja o”k tudják
  • érteni – begrijpen én értem mi értjük te érted ti értitek o” érti o”k értik
  • In de volgende rij zijn de vormen die verschillen van een regulier voor-werkwoord dik aangegeven: küldeni – sturen én küldöm mi küldjük te küldöd ti külditek o” küldi o”k küldik

Enkele uitzonderingen:

  1. Bij werkwoord stammen die eindigen op -s, -sz, of -z samen met elk achtervoegsel dat begint met de letter j, vervalt de j  en de laatste medeklinker van de stam wordt verdubbeld. Weet u nog dat sz bij verdubbeling ssz wordt? Hier een voorbeeld met het achter werkwoord olvasni ‘lezen’ met de afwijkingen in het vet: olvasom, olvasod, olvassa, olvassuk, olvassátok, olvassák.
  2. Bij -ik werkwoorden vervalt het -ik achtervoegsel van de stam in alle vormen van de bepaalde vervoeging. Voorbeeld zinnen welke gebruik maken van bepaalde en onbepaalde werkwoorden:
  • Olvasni szeretek. (onbep.) – Ik houd van lezen
  • Szeretem a könyvet. (bep.) – Ik vind dit een goed boek. 
  • Ez a pincér ismeri a no”t. (bep.) – Deze ober kent de vrouw.
  • Nem értem. (bep.) – Ik begrijp het niet.
  • Értesz? (onbep.) – Begrijpt u mij (of ons)?
  • Egy házat akarok. (onbep.) – Ik wil een huis.
  • A gulyást kérem. (bep.) – Ik wil graag goulash. Of: De goulash, alstublieft.
  • Ismerem Rómát. (bep.) – Ik ken Rome.
  • Tanul magyarul? (onbep.) – Studeert hij Hongaars?
  • Ismered a nyelvet? Igen, ismerem. (bep., bep.) – Kent u de taal? Ja, ik ken hem..
  • Hol dolgoztok? (onbep.) – Waar werken jullie?
  • Laci szeret. (onbep.) – Laci houdt van mij OF ons OF jou. Opmerking: In dit soort gevallen maakt de context wel duidelijk wat bedoelt wordt.

Oefeningen

Vertaal de volgende zinnen in het Nederlands:

1. Jó reggelt, mit olvasol? 2. Szeretem a magyar nyelvet. 3. Hol tanulnak? 4. Én ismerem Évát, de o” nem ismer. (Merk het gebruik van persoonlijk voornaamwoord op om meer nadruk te leggen) 5. Látsz egy asztalt? Ülni akarok.

Vertaal de volgende zinnen in het Hongaars:

6. Ik wil graag Hongaars spreken. 7. Zie je de vrouw daar? 8. Dit is een erg mooi huis. 9. Waar is het restaurant? Ik zie het niet. 10. Wij wonen in de stad.

Klik hier voor de antwoorden.

Ga naar de herhaling voor les 1 t/m 5.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *