Les 4 Introductie werkwoorden en meer..

Cursus Hongaars voor vakantiegangers: Les 4 Introductie werkwoorden en meer…

Vocabulaire

  • tanul – hij, zij, het leert/studeert
  • ért – hij, zij, het begrijpt
  • beszél – hij, zij, het spreekt
  • lakik – hij leeft
  • eszik – hij eet (onregelmatig werkwoord enni)
  • ül – hij, zij het zit
  • lát – hij, zij, het ziet
  • dolgozik – hij, zij, het werkt
  • étterem – restaurant
  • nem – nee, niet
  • de – maar
  • magyarul – Hongaars (bijwoord, gebruikt bij de werkwoorden ‘studeert’ of ‘spreekt’)
  • angolul – Engels (bijwoord net als magyarul)
  • -ban/-benachtervoegsel in

Enkele voorbeeldzinnen:

  • Beszél magyarul? – Spreekt hij (of U) Hongaars?
  • Nem, angolul beszél. – Nee, hij spreekt Engels.
  • Nem lakik Londonban. – Hij woont niet in Londen

Grammatica

Werkwoorden

In bovenstaande vocabulaire heeft u enkele werkwoorden gekregen in de derde persoon enkelvoud. Dit is de werkwoord stam en die is erg belangrijk. Aan deze stam voegen Hongaren uitgangen toe om de persoon en het aantal aan te geven De uitgangen zijn voor vervoegingen van werkwoorden in de onbepaald tegenwoordige tijd (Hier komen we nog op terug in de volgende les).

Enkelvoud      Meervoud
1e persoon -ok, -ek, -ök    -unk, -ünk
2e persoon -sz                    -tok, -tek, -tök
3e persoon –niets–           -nak, -nek

U zult zich afvragen waarom er soms meer dan 1 uitgang in een cel staat? Nu daar komt vocaal harmonie weer om de hoek kijken die we in les 3 bespraken. In bovenstaande tabel waar meer dan 1 uitgang genoemd staat is de eerste bedoeld voor “achter-woorden” en de tweede voor “voor-woorden” en de derde voor ö,o”,ü,u” woorden. Kijk eens naar de volgende drie tabellen voor de vervoeging van het achter-woord ’tanul’ en de voor-woorden ‘beszél’ en ‘ül’.

tanulni – studeren én tanulok mi tanulunk te tanulsz ti tanultok o”/maga tanul o”k/maguk tanulnak beszélni – spreken én beszélek mi beszélünk te beszélsz ti beszéltek o”/maga beszél o”k/maguk beszélnek

In de volgende tabel zijn de afwijkingen van een regulier voor-woord dikgedrukt:

ülni – zitten én ülök mi ülünk te ülsz ti ültök o”/maga ül o”k/maguk ülnek

Enkele uitzonderingen:

  1. Veel Hongaarse stammen eindigen op -ik. Bij deze werkwoorden zijn twee opmerkingen te maken. De -ik verschijnt alleen in de 3e persoon enkelvoud, het vervalt voor dat er achtervoegsels worden toegevoegd. Bovendien eindigd het in de eerste persoon enkelvoud niet op ‘k’ maar op ‘m’. Zo wordt het werkwoord Lakik (lakni) ‘Leven’ als volgt vervoegd: lakom, laksz, lakik, lakunk, laktok, laknak. (Opmerking: Enkele Hongaren volgen deze regel zelf ook niet en zullen dus lakok, etc. zeggen, maar dat is niet correct).
  2. Werkwoord stammen die eindigen op -s, -z, or -sz hebben alternatieve uitgangen in de 2e persoon enkelvoud om fonetische redenen. De uitgang is -l, vooragegaan door de toepasselijke link-klinker, o, e, or ö. Zo wordt het werkwoord eszik ‘eten’ (bovendien een -ik woord) als volgt vervoegd: eszem, eszel, eszik, eszünk, esztek, esznek.
  3. Werkwoord stammen die eindigen op twee medeklinkers of -ít hebben een Link-klinker nodig a/e/ö voor de -sz, -nak/-nek, en -ni (infinitieve) achtervoegsels. En voor de -tok/-tek achtervoegsel moet een o/e/ö lionk-klinker worden opgenomen. Hier het werkwoord mond (mondani) ‘zeggen’: mondok, mondasz, mond, mondunk, mondotok, mondanak.

Zo, dat is even genoeg over werkwoorden voor 1 les!

Het -ban/-ben achtervoegsel
In en binnen komen overeen met de achtervoegsels -ban/-ben in het Hongaars. Aangezien u nu alles weet over vocaal harmonie weet u dat -ban gebruikt wordt voor achter-woorden en -ben voor voor-woorden.

Ontkenning
Ontkennen is eenvoudig in het Hongaars: Voeg nem toe voor het werkwoord.

Nog meer voorbeeld zinnen:

  • Tanulok Philadelphiában. Ik studeer in Philadelphia.
  • értem, de te nem érted.  Ik begrijp het wel, maar jij begrijpt het niet.
  • Én nem lakom Los Angeles-ben, de o” ott lakik. Ik woon niet in Los Angeles, maar hij woont daar.
  • Magyarul beszéltek? Nem, angolul beszélünk. Spreekt U (Meervoud) Hongaars? Nee, wij spreken Engels.
  • Látsz?Zie je? (Informeel)
  • Lát? Ziet u? (formeel)
  • Itt ülnek.Zij zitten daar.

Oefeningen

Vertaal de volgende zinnen in het Nederlands:

1. Tanulnak Rómában. 2. Nem beszélek angolul. 3. Ott lakom. 4. Jól beszélsz magyarul. 5. Ki ért?

Vertaal de volgende zinnen in het Hongaars:

6. Ik ben aan het eten. 7. Studeert u Hongaars? 8. Hij zit hier ook. 9. Waar studeren jullie? 10. Die ober werkt in het restaurant.

Klik hier voor de antwoorden.

Ga naar les 5.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *