2007: Stilzwijgend verzet

Reisverhalen > 2007: Stilzwijgend verzet

Stilzwijgend verzet ‘Alleen wie zwijgt, zegt iets.’ Gevoed door angst en wanhoop probeerde Kierkegaard de leegte op te vullen. De radeloze Kierkegaard had het antwoord, spreken was de veiligste methode om niets te zeggen. Of was het ter bestrijding van de verveling, de wortel van al het kwaad? Station Keleti pályaudvartation Keleti pályaudvar was die vrijdagochtend in maart ontspannen. De dag deed zich voor als iets waarnaar je stilzwijgend verlangt. Zadel mensen niet op met gedachten die niet ze willen of kunnen begrijpen. Houd het voor je en vertel het louter aan hen die op authentieke wijze begripvol zijn. Keleti pályaudvar. Neem plaats op een bankje, drink een robuuste espresso en aanschouw het komen en gaan van de treinen. Sluit af en toe de ogen en luister naar de composities van Frans Liszt. En natuurlijk naar de mededelingen van de stationsomroeper. Ook als je de Hongaarse taal niet machtig bent. Misschien wel juist dan. Het scherm met de vertrekkende treinen hield via een aangenaam gekletter de reizigers keurig op de hoogte. Buiten, vlak voor het treinstation, leek een groepje Hongaarse mannen sinds de vorige avond te zijn ontvoerd door een schaakspel. Bewust konden ze geen einde aan het spel maken. In Boedapest wordt een ongestoord bestaan van leven begeerd. Stilletjes schrijden ze verder op het hoopgevende pad van na 1989. Echter, ontneem ze hun waardigheid en ze komen in opstand, resulterend in een slepende periode van beroering. Zowel geestelijk als fysiek. Het is een episode van oproer die alsmaar terugkomt. Over binnenlandse aangelegenheden van politieke aard tobben de Magyaren. Alsof ze in de steek zijn gelaten door politici, afkomstig van alle zijden van het politieke spectrum, die maar niet aan hun verwachtingen kunnen voldoen. Hongaren praten fier over van alles en nog wat. Over de nationale politiek wordt daarentegen al zuchtend de mond dicht gehouden. Veelal wenden ze hun hoofd af en gaan snel over op een luchtiger gespreksonderwerp. Al wat rest is een koude deceptie. De treinreis naar Zagreb duurde ongeveer vijf uur. Turend door het raam riepen de veelgeplaagde stukken grond, zowel in Hongarije als in Kroatië, verlossende woorden van zich af: ‘We kunnen er ook niets aan doen. Hier zijn we geboren, hier liggen onze geschiedenis en wortels. Het lot lag steeds in handen bij de niet-gewensten. Iedere keer waren we met de grootste verbittering machteloos. Maar heus, we doen er alles aan om nog iets van het heden te maken. Vertrouw ons alsjeblieft. Schenk ons wat geluk’. De deur van geluk, het is een heilloos ding. Duwen heeft geen zin. Zij gaat niet naar binnen open, zij gaat alleen naar buiten open. Niets helpt daaraan. Kierkegaard had het al geconstateerd. Zagreb was stil. Ook op zaterdag. De stad werd omlijst door dorpsachtige taferelen waarachter een realiteit schuilging die niet te begrijpen viel. Voor een wereldstad met achthonderdduizend inwoners was het gewoon te rustig. Kleine kleurige huisjes, kroegjes, een plein, een kathedraal, kastelen en een autovrij centrum. Zagreb is een ondoorgrondelijke metropolis, gezeteld in een opvallend bedaarde positie. Kroaten zelf zwijgen niet. Over van alles en nog wat maken ze grapjes, van corrupte douanebeambten, aparte, soms idiote, muziek tot nationale helden aan toe. De hele dag door relativeren de Kroaten hun bestaan op aarde. Krachtige humor waarbij ze hun eigen land niet ontzien. Andere landen worden gerespecteerd en met rust gelaten, de Kroatische identiteit niet. Zelfspot verschaft hier een stevig houvast om verder te gaan. En toch. De geest van Tito waarde nog niet rond of het ging al mis. Ach Tito, boerenzoon uit een Kroatisch-Sloveens gezin, trouwde met een Servische voor het behoud van de broze Joegoslavische eenheid. Op hoog niveau is een huwelijk een zaak van politiek, niet van liefde. Na zijn overlijden werd de Joegoslavische natiestaat uiteengescheurd door een opeenstapeling van ontgoocheling, ontreddering, en verbolgenheid. Het ging goed mis. Hieraan terugdenkend zijn de Kroaten voor eventjes stil. Droevig gestemd kijken ze omhoog naar de lucht op zoek naar de zoete zon. Enkele seconden later kijken ze weer optimistisch gestemd naar het heden. Het is de enige uitweg. Op innemende wijze vluchten ze voor de achtergebleven littekens. De oude Géza zei het ooit, in een cafeetje nabij Keleti pályaudvar: ‘De twintigste eeuw was de eeuw van teleurstelling’. Daarna was hij weer stil en ging verder met nadenken. Geruisloos filosoferen, met de Hongaarse dans van Brahms op de achtergrond en György Konrád in de hand. Alleen wie werkelijk zwijgen kan, kan werkelijk spreken. Kierkegaard, vader van het existentialisme, wist het.

Tim Baas

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *